Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want de [50]inzettingen van Omri worden onderhouden, en het ganse werk van het huis van Achab; en gij wandelt in [51]derzelver raadslagen; [52]opdat Ik u stelle tot verwoesting, en [53]haar inwoners tot [54]aanfluiting; alzo zult gij de [55]smaadheid Mijns volks dragen. 50. Versta, de afgoderijen die Omri en zijn zoon Achab onder de tien stammen op het allerhoogste hebben bevorderd; zie 1 Kon.16:16,25,30,31 met de aantekening. 51. Raadslagen van Omri en Achab, om bij alle wegen en met alle handelingen de afgoderij te stijven en den gansen staat van het land daarnaar te vormen. 52. Waardoor gij het alzo maakt, dat Ik u zal moeten stellen, enz.; verg. Jer.18:16, en Jer.27:10,15, en Jer.32:31; Klaagl.2:14; Ezech.8:6, enz. met de aantekening. 53. Van Jeruzalem. 54. Zie 1 Kon.9:8. 55. Dat is, de straf der smaadheid en schande, die gij mijn volk, [bijzonderlijk den armen en nooddruftigen] met de voorzeide schandelijke werken hebt aangedaan. Of, de smadheid van mijn volk; dat is, die mijn volk verdiend heeft. Alzo, smaadheid mijner jeugd; dat is, die ik in mijne jeugd verdiend, of op mijn hals gehaald heb; Jer.31:19.